De invoergegevens selecteren

Kies de multiband rasterlaag. Zorg ervoor dat het invoerraster over de juiste banden beschikt.

Kies methode voor controle van vegetatie

Kies de methode om de vegetatie-indexlaag mee te berekenen. De verschillende vegetatie-indexen kunnen bepaalde objecten helpen benadrukken of verschillende geluiden verminderen.

• Global Environmental Monitoring Index — GEMI is een niet-lineaire vegetatie-index voor het wereldwijde toezicht op het milieu via satellietbeelden. Het is vergelijkbaar met NDVI, maar is minder gevoelig voor atmosferische effecten. Het wordt beïnvloed door de kale grond. Het wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik in gebieden met schaarse of matig dichte vegetatie.
• Green Vegetation Index - Landsat TM — GVI is oorspronkelijk ontworpen van Landsat MSS-beelden, maar is aangepast voor gebruik met Landsat TM-beelden. Het is ook bekend als de Landsat TM Tasseled Cap groene-vegetatie-index. Deze controle-index kan ook worden gebruikt met beelden waarvan de bands dezelfde spectrale eigenschappen delen.
• Modified Soil Adjusted Vegetation Index — MSAVI2 is een vegetatie-index die probeert om de invloeden van de kale grond van de SAVI-methode te minimaliseren.
• Normalized Difference Vegetation Index — NDVI is een gestandaardiseerde index zodat u een beeld komt vormen van de groenheid of ten opzichte van de biomassa. Deze index maakt gebruik van het contrast van de kenmerken van de twee banden van een multispectraal rasterdataset; de chlorofylpigmentabsorptie in de rode band en de hoge reflectiviteit van plantaardige materialen in het nabije infrarood (NIR) band.
• Perpendicular Vegetation Index — PVI is vergelijkbaar met een verschil vegetatie-index; het is echter gevoelig voor atmosferische variaties. Bij gebruik van deze methode om verschillende beelden te vergelijken, moet het alleen worden gebruikt voor beelden die atmosferisch zijn gecorrigeerd. Deze informatie kan worden verstrekt door uw dataleverancier.
• Soil-Adjusted Vegetation Index — SAVI is een vegetatie-index die probeert om de bodemhelderheidinvloeden te beperken met behulp van een correctiefactor voor de bodemhelderheid. Dit wordt vaak gebruikt in droge gebieden waar de vegetatieve dekking laag is.
• Sultan's Formula — Het Sultan's Formula-proces gebruikt een zes-band 8-bits afbeelding en heeft een specifiek algoritme toegepast om een drie-band 8-bits afbeelding te produceren. Het resulterende beeld arceert rotsformaties genaamd ofioliet op kusten. Deze formule is ontworpen op basis van de TM- en ETM-banden van een Landsat 5- of 7-scene.
• Transformed Soil-Adjusted Vegetation Index — Getransformeerde-SAVI is een vegetatie-index die probeert om de helderheid van de bodeminvloeden te minimaliseren door te veronderstellen dat de bodemlijn een willekeurige helling en onderschepping heeft.
• Visible Atmospherically Resistant Index — VARI is een vegetatie-index die de vegetatie-aanwezigheid inschat door enkel informatie uit het zichtbare spectrum te gebruiken. Deze methode vereist banden in de rode, groene en blauwe delen van het spectrum.

Specificeer indexen voor de NIR-band en rode band

Specificeer de bandindexen voor de NIR-band en rode banden.

Multiband-satelliet- of luchtsensoren vangen informatie op die is opgedeeld in golflengtebanden, die worden geïdentificeerd met bandindexen. Deze bewakingsmethode voor vegetatie vereist dat u de bandindexen specificeert voor de Near Infrared (NIR)- en rode golflengtebanden.

Specificeer indexen voor de rode, groene en blauwe banden.

Specificeer de bandindexen voor de rode, groene en blauwe banden.

Multiband-satelliet- of luchtsensoren vangen informatie op die is opgedeeld in golflengtebanden, die worden geïdentificeerd met bandindexen. De Visible Atmospherically Resistant Index vereist dat u de bandindexen specificeert voor de rode, groene en blauwe golflengtebanden.

Specificeer indexen voor de blauwe, rode, NIR-, SWIR-1- en thermale banden.

Specificeer de bandindexen voor de blauwe, rode, Near Infrared (NIR)-, Shortwave Infrared (SWIR)- en thermale banden.

Multiband-satelliet- of luchtsensoren vangen informatie op die is opgedeeld in golflengtebanden, die worden geïdentificeerd met bandindexen. De Sultan's Formula-index vereist dat u de bandindexen specificeert voor de blauwe, rode, Near Infrared (NIR)-, Shortwave Infrared (SWIR)- en thermale golflengtebanden.

Specificeer indexen van blauwe, groene, rode, NIR-, SWIR-1- en SWIR-2-banden

Specificeer de bandindexen voor de blauwe, groene, rode, NIR-, SWIR-1- en SWIR-2-banden.

Multiband-satelliet- of luchtsensoren vangen informatie op die is opgedeeld in golflengtebanden, die worden geïdentificeerd met bandindexen. De Green Vegetation-index vereist dat u de bandindexen specificeert voor de blauwe, rode, Near Infrared (NIR)-, Shortwave Infrared 1 (SWIR-1)- en Shortwave Infrared 2 (SWIR-2)-golflengtebanden.

Helling van bodemlijn

De helling van de bodemlijn. De helling is de geschatte lineaire relatie tussen de NIR en rode banden op een spreidingsdiagram.

Deze parameter is alleen geldig voor de Transformed-Soil-Adjusted Vegetation Indexmethode.

Onderscheppen

De waarde van NIR als de reflectiewaarde van de rood (Red) band 0 is voor de bepaalde bodemlijnen.

(a = NIR - sRed), als Red 0 is.

Deze parameter is alleen geldig voor de Transformed-Soil-Adjusted Vegetation Indexmethode.

Hoeveelheid dekking groene vegetatie

Specificeert de hoeveelheid groene vegetatiedekking, wat is vereist door de Soil-Adjusted Vegetation Indexmethode.

Geldige waarden zijn als volgt:

• 1 = gebieden zonder groene vegetatiedekking
• 0,5 = gebieden met gemiddelde groene vegetatiedekking
• 0 = gebieden met hoge groene vegetatiedekking

Aanpassingsfactor

Specificeert de aanpassingsfactor om het bodemeffect tot een minimum te helpen beperken, wat vereist is bij de methode van de Transformed-Soil-Adjusted Vegetation Index. De standaardwaarde is 0.08.

Een lage waarde betekent dat u het bodemeffect negeert. Een hoge waarde betekent dat de bodem het resultaat zal beïnvloeden.

Resultaat laagnaam

De naam van de laag die in Mijn Content wordt gemaakt en aan de kaart wordt toegevoegd. De standaardnaam is gebaseerd op de toolnaam en de naam van de invoerlaag. Als de laag al bestaat, wordt u gevraagd een nieuwe naam te geven.

U kunt de naam van een map opgeven in Mijn Content, waar het resultaat wordt opgeslagen met het vervolgkeuzemenu Resultaat opslaan in. Als u de machtigingen hebt om zowel getegelde als dynamische beeldlagen aan te maken, kunt u specificeren welk layertype wordt gegenereerd in de uitvoer met het vervolgkeuzemenu Resultaat opslaan als.